Wat schetst mijn verbazing in het Onderwijsblad: een docent Duits op een middelbare school in Nederland heeft het ei van Columbus gevonden om motivatie van jongeren positief te beïnvloeden: Leerlingen krijgen elke les een beoordeling voor goed meedoen tijdens de les. De reeks van beoordelingen telt uiteindelijk voor 30% mee op het rapport. Een slechtere vorm van gamification kan ik mij haast niet voorstellen. Of om het maar in plat Duits te formuleren: Verrückte Scheiße!
Objectief beoordelen? Forget it.
Het lijkt mij een hele uitdaging voor zo`n docent om grote klassen continu in de gaten te houden, terwijl je zelf staat les te geven. Let Pietje wel op? Waar is Jantje mee bezig? Pakt hij wel zijn boek? Waarom zit Anne naar buiten te kijken? Is dat soms dagdromen, of zit zij diep na te denken over een vraag die op het bord staat? Hoe classificeer je eigenlijk het gedrag? Niet alleen: wat is wenselijk en niet wenselijk gedrag, maar ook de context van klassensituaties die dit mede bepalen? Hoe bepaal je of iemand goed meedoet? Is dit per se vijftig minuten haalbaar? Bestaat dit uit een enkele handeling, of een set handelingen? En wat doe je als niet alles uit dit setje handelingen – volgens jou – wordt uitgevoerd? Last but not least: kun je wel objectief kijken naar leerlingen die jij als docent niet zo mag?
Sluipt daar geen omgekeerd Pygmalion-effect in? Een leerling die denkt dat jij hem of haar niet mag: dat voel jij als docent ook weer terug, om er vervolgens op te reageren: Pakt Jantje inderdaad zijn boek, of beslis jij – onbewust – iets anders te zien op dat moment?
Is dit chantage? Bijna wel…
Dit ei van Columbus riekt naar chantage. Een definitie van chantage: ‘waarbij onder bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim een slachtoffer wordt gedwongen geld af te geven’. Vertaald naar de context geschetst in het Onderwijsblad: de bedreiging (smaad) is een onvoldoende, waarmee het slachtoffer (de leerling) wordt gedwongen iets te doen (zich gemotiveerd te tonen – ‘het geld van de leerling’) voor de actor (de docent). Ik zeg niet dat de docent in kwestie een chanteur of crimineel is, maar ik plaats grote vraagtekens bij zijn oplossing.
Uiteraard is het beoordelen van goed gedrag leuk voor leerlingen die goed meedoen (volgens de ‘observatie’ – of moet ik toch mening zeggen – van de docent), maar… Doen zij goed mee omdat ze het vak leuk/interessant vinden, of omdat zij bang zijn voor een mogelijke onvoldoende? In dat laatste geval is er sprake van een lichtelijk perverse prikkel, zou je zeggen. Ik wil het daarom niet eens extrinsieke motivatie noemen.
Onderwijskundig dom
Beoordelen van goed gedrag werkt onrechtvaardigheid in de hand en is pedagogisch onwenselijk, gezien de machtspositie die de docent heeft ten opzichte van zijn leerlingen. Bovendien is het onderwijskundig gezien heel dom. Leerlingen worden ‘gepakt’ voor bepaald gedrag met straf (een onvoldoende) dat als cijfer feitelijk helemaal niets zegt over hun leerprestaties. Een keer te laat komen, je huiswerk niet maken, een boek vergeten of zitten te dagdromen in de klas is geen parameter voor hoe goed je lees-, schrijf-, spreek-, reken-, muzikale of motorische vaardigheid op dat moment is. Een (waarschijnlijk onbedoeld) bij-effect is dat leerlingen, die minder goed zijn in een vak, hun cijfer kunnen ophalen door ‘goed gedrag’ te vertonen. Dat geeft een vertekend beeld op het rapport, zou je zeggen. Tja, in elk geval voor 30%. Deze groep zwakke leerlingen heeft geen extra inzet, maar juist extra bijles nodig!
Ik kan geen andere conclusie trekken dan de volgende. Stop en stop onmiddellijk met deze vorm van (de)motiveren! Motivatie is niet het probleem van onze leerlingen, maar van ons huidige onderwijssysteem. Dat is dan ook volgens mij het enige goede en tegelijk ook het meest schrijnende wat in het Onderwijsblad wordt aangehaald: Veel leerlingen zitten ongemotiveerd in de klas en een grote groep docenten weet niet wat ze hier aan moeten doen.